Appel - Malus sylvestris
De Appel, Malus sylvestris, als wilde soort, is te herkennen door de wrange, oneetbare en kleine vruchten. De ronde vruchten zijn 3 cm in doorsnee. De bladeren zijn rond tot elliptisch, hebben een steel die hoogstens tot de halve bladlengte reikt. Ze hebben een fijn gezaagde wat omgekrulde rand. Aan de onderkant blijft er beharing op de duidelijk uittredende nerven. Vroeg in het voorjaar bij het uitlopen hebben de bladeren twee priemvormige steunblaadjes van een halve cm die al snel afvallen, net als de rest van de beharing. De bloemen staan in een schermvormige tros; ze zijn zo'n vier cm in doorsnee. De kelkslippen en onderstandige vruchtbeginsels zijn viltig behaard. De kroonbladen zijn wit tot roze van kleur en de helmknoppen zijn geel. Bestuiving geschiedt door bijen.